[Column] Op je naambordje staat Philine

Je draagt een gouden hartje om je nek. Aan een dun kettinkje zweeft hij aan de voet van je hals, net boven het knullige werksjaaltje waarin de kleuren van de supermarkt kunstig verweven zitten. Het aantal klanten dat zich afvraagt of dat edelmetalen hangertje al vergeven is, loopt waarschijnlijk in de honderden.

Dit keer sta ik met alleen een appeltje en een zakje gele M&M’s in de rij voor jouw kassa. Eerst had ik alleen een glimmende golden delicious uit het fruitschap gehaald, maar dat zag er zo triest uit in dat grote lege blauwe mandje. De mensen om me heen in de winkel keken naar me alsof ze het door hadden waarom ik hier sta.

Want ik heb helemaal geen honger en ik heb nog genoeg appels thuis liggen. Van gisteren en de dagen ervoor. En eigenlijk heb ik helemaal geen zin in chocolade. Ik wil juist minder snoepen.

Het zet me aan het denken, terwijl ik je observeer. Misschien haalt de man voor me om dezelfde reden alle ingrediƫnten voor een pasta carbonara en de jongen achter me die salade met honing en geitenkaas, terwijl ze die helemaal niet nodig hebben, lusten of willen. Alleen maar om voor jou in de rij te staan.

Jaloers ben ik al lang niet meer. Vrienden van mij hebben hetzelfde. Volgens hen ben jij de enige vrouw die zo’n Jamai-bril kan hebben – geloof me, het is een compliment. We zijn namelijk allemaal een beetje weg van jou.

Opeens kijk je naar me door die oranje met zwarte bril terwijl je een pak cornflakes scant. Ik lach verlegen. Betrapt. Ik wil alles uit dit moment halen, maar je aandacht is alweer bij de vrouw voor je kassa: ,,Dat wordt dan twaalf euro en dertig cent.”

Ik ben het gewend.

Ik heb de hoop opgegeven je ooit uit te vragen. Ik heb het geprobeerd, echt waar. Maar telkens als ik met mijn stoutste schoenen aan voor je sta, schrompel ik ineen. Mijn grapjes werken niet meer, mijn meest charmante glimlach wordt een idiote grimas en mijn stem wordt plots gekaapt door een kikker in mijn keel.

Je moet weten dat ik best een vlotte babbel heb, maar je bent in mijn hoofd al zo onbereikbaar geworden. Al ben je zo benaderbaar, zo om de hoek bij mij, het zal nooit lukken.

,,Heeft u nog een bonuskaart?” vraag je ineens. Stuntelend produceer ik mijn sleutelbos uit mijn broek. Ik laat hem bijna vallen. Je kijkt me even bedenkelijk aan. Je zal het wel door hebben. Ik kom al jaren aan je kassa.

Share

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *